paasfeest

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paas·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paasfeest paasfeesten
verkleinwoord paasfeestje paasfeestjes

Zelfstandig naamwoord

het paasfeesto

  1. (religie) (Jiddisch-Hebreeuws) jaarlijkse viering van Pesach[2]
  2. (religie) (christelijke) jaarlijkse viering van Pasen, de opstanding van Jezus Christus uit de dood
  3. lentefeest
Verwante begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen