overweldiger

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·wel·di·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overweldiger overweldigers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de overweldigerm [1]

  1. iemand die zich met geweld iets toe-eigent
     Een gelijkaardige brief liet hij voor de Grote Turk opstellen die zichzelf daarin Overweldiger van Turkije en Wreker van het Trojaanse bloed noemde en drager dezes, de onversaagde ridder en vorst van Scythië, als boodschapper van zijn bevel erkende en die in zijn naam bevel zou geven om de eer van het Griekse rijk te herstellen en alle bezittingen over te dragen aan de caesar en troonopvolger, de onverschrokken Tirant.[2]
     Terwijl ze toekeek hoe ze in de richting van de Londense City reden en uit het zicht verdwenen, en terwijl in hun kielzog gejuich opklonk, leek het haar dat haar oom ongelijk had — dat de overweldigers niet zo gemakkelijk te vernederen waren, en dat de heerschappij der rechtvaardigen niet zo snel zou worden hersteld.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Joanot Martorell en Martí Joan de Galba
    “Tirant lo Blanc”, Schocken, ISBN 0805238999
  3. Robert Dennis Harris
    “Regicide” (2020), Cargo, ISBN 9789403191218