orbitaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·bi·taal
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Latijnse orbita (baan (van hemellichaam)) met het achtervoegsel -aal [1]

Bijvoeglijk naamwoord

stellend vergrotend overtreffend
onverbogen orbitaal orbitaler orbitaalst
verbogen orbitale orbitalere orbitaalste
partitief orbitaals orbitalers -

orbitaal

  1. (medisch) met betrekking tot de oogkas
  2. de omloop (van een satelliet) betreffend
Hyponiemen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord orbitaal orbitalen
verkleinwoord orbitaaltje orbitaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de orbitaalm

  1. (natuurkunde) (scheikunde) een staand golfpatroon zoals een elektron dat vormt in ingevangen toestand rond een atoomkern
    • In goudatomen in de grondtoestand worden s-, p-, d- en f-orbitalen aangetroffen. 

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen