oplaadpas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·laad·pas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van opladen ww en pas zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oplaadpas | oplaadpassen |
verkleinwoord | oplaadpasje | oplaadpasjes |
Zelfstandig naamwoord
de oplaadpas m
- pas die men nodig heeft om van openbare laadpalen gebruik te kunnen maken
- ▸ De laadpunten zijn van het type halfsnellader en zijn gekoppeld aan zonnepanelen. Met een oplaadpas van vijf euro kunnen klanten tot eind 2015 één uur stroom per dag tanken. Na een uur laden kan een elektrische wagen extra autonomie opbouwen van 120 kilometer.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord oplaadpas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Lidl neemt eerste laadpunten voor elektrische voertuigen in gebruik” (09/10/2012), De Standaard