oormerken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oor·mer·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oormerken
oormerkte
geoormerkt
zwak -t volledig

Werkwoord

oormerken

  1. overgankelijk van een oormerk voorzien
  2. overgankelijk (geld dat nog uitgegeven gaat worden) een bepaalde bestemming geven
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Zelfstandig naamwoord

de oormerkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord oormerk

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be