ontspringt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ontspringt (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ont·springt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontspringen |
ontspringt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontspringen
- Jij ontspringt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontspringen
- Hij ontspringt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontspringen
- Ontspringt!