ontgrendelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·gren·delt

Werkwoord

vervoeging van
ontgrendelen

ontgrendelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgrendelen
    • Jij ontgrendelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgrendelen
    • Hij ontgrendelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontgrendelen
    • Ontgrendelt!