omwaait
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·waait
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omwaaien |
omwaait
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omwaaien
- ... dat jij omwaait.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omwaaien
- ... dat hij omwaait.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omwaaien |
omwaait
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omwaaien
- Jij omwaait.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omwaaien
- Hij omwaait.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omwaaien
- Omwaait!