meiboombouwer
Nederlands
Uitspraak
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- mei·boom·bou·wer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van meiboom zn en bouwer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meiboombouwer | meiboombouwers |
verkleinwoord | meiboombouwertje | meiboombouwertjes |
Zelfstandig naamwoord
de meiboombouwer m
- (zangvogels) Prionodura newtoniana een zangvogel uit de familie der prieelvogels (Ptilonorhynchidae)
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'meiboombouwer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.