meert aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meert aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanmeren

meert (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanmeren
    • Jij meert aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanmeren
    • Hij meert aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanmeren
    • Meert aan! 

Gangbaarheid