magazijnbediende

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ga·zijn·be·dien·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord magazijnbediende magazijnbedienden
magazijnbediendes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de magazijnbediendev / m

  1. (beroep) iemand die werkt in een magazijn
     Het afgelopen jaar bleek uit een serie onderzoeken van het Sociaal- en Cultureel Planbureau dat die tussenlaag, de burgerij in Nederland, de handdoek in de ring gooit. Hun werkgelegenheid verdwijnt: de medewerker salarisadministratie, de magazijnbediende, de verzekeringsadviseur, de medewerker klantenservice, de bankmedewerker, de technisch controleur, de archivaris.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 31 december 2020 Weblink bron
    Jutta Chorus
    “Het verraad van de middenklasse” (23 oktober 2015) op nrc.nl op Wikipedia