luid in

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • luid in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inluiden

luid in

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inluiden
    • Ik luid in. 
  2. gebiedende wijs van inluiden
    • Luid in! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inluiden
    • Luid je in? 


Gangbaarheid