loonbod

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loon·bod
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord loonbod
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het loonbodo

  1. (economie) de hoogte van het loon dat de werkgever aanbiedt tijdens loononderhandelingen
    • De politiebonden voeren al enige tijd acties voor een betere cao. Daarbij gaat het niet alleen om geld. Het gaat de bonden naar eigen zeggen om veel meer dan een 'goed loonbod'. Ze wijzen onder meer op het tekort aan personeel en een veel te hoge werkdruk. [1] 
    • Al maanden liggen de vakbonden overhoop met de korpsleiding en het kabinet over de nieuwe arbeidsvoorwaarden. De gezamenlijke bonden verwierpen een voorstel voor 7 procent extra salaris tot en met 2020, ze willen behalve een 'goed loonbod' ook verlaging van de werkdruk. [2] 
Antoniemen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen