lompheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lomp·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lompheid | lompheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de lompheid v
- grove onbeleefdheid
- En zo voelt het ook voor de hoofdpersoon van de roman De meisjes waarmee de jonge Amerikaanse schrijfster Emma Cline dezer dagen furore maakt. Het gaat over een meisje dat van haar moeder leerde dat je pijn over routineuze lompheid hoort te verbijten „met beschaafd gedrag". [2]
- domheid
- „Op sommige punten is het einde van de beschaving nabij. De boertigheid en de lompheid hebben dit jaar vrij spel gehad. Het grove taalgebruik is in de politiek en de rest van Nederland geaccepteerd en wordt vrij toegepast.” [3]
Synoniemen
- [1] onbehouwenheid, grofheid, onbeschaafdheid, plompheid, ruwheid, botheid, onbehoorlijkheid, onbeleefdheid, tactloosheid
- [2] onbeholpenheid, onhandigheid, achterlijkheid, boersheid
Antoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord lompheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lompheid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joyce Roodnat 30 juni 2016
- ↑ NRC Ron Rijghard 24 december 2009
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be