loefzij
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- loef·zij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loefzij | loefzijden loefzijdes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (scheepvaart) de kant die in de wind ligt, de kant die naar de wind toegekeerd is
- De loefzijde ligt in de wind, de lijzijde in de luwte. Bij bergen of eilanden is de lijzijde vaak de droge zijde. Aan de loefzijde worden de wolken de berg of het eiland omhoog geduwd. Daar koelen de wolken steeds meer af, waardoor er neerslag ontstaat. [2]
- Stelt u zich eens voor: Het waait 6 Bft en u wilt met uw kajuitjacht een box invaren. De wind staat dwars op de box. Aan de loefzijde is de box leeg maar aan de lijzijde ligt wel een ander jacht. Wat gaat u doen? In zo’n geval stel ik mijzelf dan de vraag “Waar gaat het fout als het fout gaat?” en vervolgens bepaal ik welke landvast prioriteit heeft en waar ik mijn stootwillen wil ophangen. [3]
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord loefzij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loefzij" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf 20 mrt. 2013 Weinig wit
- ↑ De Telegraaf HARRY DEKKERS 14 nov. 2014 Wat gaat er fout bij het afmeren als het fout gaat?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be