levensvreugde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·vreug·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensvreugde levensvreugdes
levensvreugden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de levensvreugdev

  1. het plezier dat men beleeft aan het in leven zijn
     Zijn levensvlam bleef branden al waren zijn levensvreugde en levenswil allang gedoofd.[2]
     In een brief die Closs liet voorlezen bij het proces vroeg ook zij om levenslang. Ze somde daarin alle zaken op die hij haar afgenomen had: haar ouders, haar gevoel van veiligheid en haar levensvreugde.[3]
  2. wie of wat dat het leven vreugdevol maakt
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3. Bronlink geraadpleegd op 8 januari 2022 Weblink bron “Levenslang voor Amerikaan die meisje ontvoerde en haar ouders vermoordde” (25-05-2019), NOS