leun aan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- leun aan
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanleunen |
leun aan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanleunen
- Ik leun aan.
- gebiedende wijs van aanleunen
- Leun aan!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanleunen
- Leun je aan?
Gangbaarheid
- Het woord leun aan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.