lekken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lek·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘niet dicht zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1440 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lekken
lekte
gelekt
zwak -t volledig

Werkwoord

lekken

  1. overgankelijk vloeistof laten ontsnappen
    • De kraan lekt. 
    • Mijn auto lekt olie. 
  2. overgankelijk geheime informatie onthullen
    • Hij lekte enkele vertrouwelijke documenten naar een journalist. 
  3. likken
    • De lekkende vlammen aan de balk gaven meer licht dan de maan. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de lekkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lek

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Nynorsk

Woordafbreking
  • lek·ken

Zelfstandig naamwoord

lekken, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van lekk
Synoniemen