lek uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lek uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitlekken

lek uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlekken
    • Ik lek uit. 
  2. gebiedende wijs van uitlekken
    • Lek uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlekken
    • Lek je uit? 


Gangbaarheid