leeftijdgrens
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- leef·tijd·grens
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van leeftijd zn en grens zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leeftijdgrens | leeftijdgrenzen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een door de kalenderleeftijd bepaalde scheidslijn
- ▸ ... hij is er rotsvast van overtuigd dat de van hogerhand vastgestelde leeftijdgrens streng nageleefd dient te worden ...[1]
Schrijfwijzen
Gangbaarheid
- Het woord leeftijdgrens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500