lantaarnopsteker

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  lantaarnopsteker    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• lan·taarn·op·ste·ker

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  lantaarn zn  en  opsteker zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	lantaarnopsteker	lantaarnopstekers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lantaarnopsteker m

1. (beroep) (verouderd) persoon die straatlantarens aansteekt

   ▸ Er kwam een lantaarnopsteker aan, want telkens pifte een lichtje op in de lange rij lantaarns voor hem.

   ▸ Voordat er elektrische lantaarnpalen waren, brandden deze op gas of olie. En dat moest natuurlijk wel door iemand worden aangestoken. Dit klusje was vroeger voor de lantaarnopsteker. Toen de lantaarnpalen eenmaal overgingen van gaslicht op elektriciteit, is de lantaarnopsteker zijn baan kwijtgeraakt.

2. iets waarmee men straatlantarens kan aansteken

Synoniemen

• lantarenopsteker

Gangbaarheid

• Het woord lantaarnopsteker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.