laadhoofd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

laadhoofd
Uitspraak
Woordafbreking
  • laad·hoofd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord laadhoofd laadhoofden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het laadhoofdo

  1. opening in het dek van een schip dat toegang tot de ruimen geeft
  2. plaats waar schepen kunnen aanmeren en geladen en gelost kunnen worden

Gangbaarheid

34 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be