kunstenaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kun·ste·naar
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘artiest’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1]
  • Afgeleid van kunst met het achtervoegsel -enaar
enkelvoud meervoud
naamwoord kunstenaar kunstenaars
verkleinwoord kunstenaartje kunstenaartjes

Zelfstandig naamwoord

de kunstenaarm

  1. (beroep) iemand die zijn creatieve talenten gebruikt om kunst te maken
     Ze had me twee weken eerder verteld over haar leven als kunstenaar op een tropisch eiland in Maleisië.[2]
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen