kraaloog
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kraal·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kraaloog | kraalogen |
verkleinwoord | kraaloogje | kraaloogjes |
Zelfstandig naamwoord
het kraaloog o
- een klein schitterend oog
- Vooral dat laatste is eigenlijk moeilijk te verteren als je het wipneusje en de kraaloogjes van de egels ziet. „Zo’n kuiken lusten ze wel. Daar vind je dan de volgende dag niets meer van terug.”[2]
- “Briljante smoes. Gaat u zitten. U krijgt al vast 1 punt extra op uw eerstvolgende proefwerk”, knarste de professor me toe, met zijn quasi-vriendelijke smile rond de mond. De bijbehorende warme blik had zich verstopt achterin de priemende kraaloogjes van zijn kale eierhoofd-met-één-rechtopstaande-krul op het bovenste punt, als van een biggenstaart.[3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord kraaloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kraaloog" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ kraaloog op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Telegraaf NIELS KALKMAN 29 dec. 2016
- ↑ de Telegraaf 23 okt. 2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be