kotst uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kotst uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitkotsen

kotst (...) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkotsen
    • Jij kotst uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkotsen
    • Hij kotst uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitkotsen
    • Kotst uit! 

Gangbaarheid