koketteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·ket·teert

Werkwoord

vervoeging van
koketteren

koketteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koketteren
    • Jij koketteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koketteren
    • Hij koketteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van koketteren
    • Koketteert!