koketteren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·ket·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
koketteren
koketteerde
gekoketteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

koketteren

  1. inergatief zich behaagziek gedragen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen