koffiebeker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: koffiebeker (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kof·fie·be·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van koffie zn en beker zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koffiebeker | koffiebekers |
verkleinwoord | koffiebekertje | koffiebekertjes |
Zelfstandig naamwoord
de koffiebeker m
- beker waaruit men koffie kan drinken
- ▸ Ze liepen elk met een koffiebeker in hun hand naar de kamer van Ponti en zijn meisje.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord koffiebeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535