knaagt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knaagt

Werkwoord

vervoeging van
knagen

knaagt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knagen
    • Jij knaagt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knagen
    • Hij knaagt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van knagen
    • Knaagt!