kindertijd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kin·der·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kindertijd kindertijden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kindertijdm

  1. periode waarin men de leeftijd van een kind heeft
     Ze had haar kindertijd tenslotte in Dresden doorgebracht.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044625691
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be