kerstmis

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Kerstmis

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·mis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstmis kerstmissen
verkleinwoord kerstmisje kerstmisjes

Zelfstandig naamwoord

de kerstmisv / m

  1. (kerst) een mis ter viering van het kerstfeest
    • De kerk zat vol tijdens de kerstmis. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be