kerstbal

Uit WikiWoordenboek
Een kerstbal.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·bal
Woordherkomst en -opbouw
1 enkelvoud meervoud
naamwoord kerstbal kerstballen
verkleinwoord kerstballetje kerstballetjes
2 enkelvoud meervoud
naamwoord kerstbal kerstbals
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

kerstbal

  1. m (kerst) een bal die men als versiering ophangt, vaak aan de takken van een kerstboom
    • Ik heb dit jaar geen enkele kerstbal kapot laten vallen. 
  2. o (kerst) een dansfeest ter gelegenheid van de kerst
    • Het kerstbal was erg elegant en een groot succes. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be