kansarmoede

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kans·ar·moe·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kansarmoede
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kansarmoedev / m

  1. een gebrek aan (sociaal-economische) kansen
    • 'Hierdoor zal het minst aantrekkelijke deel van het woningbestand in de grote steden nog meer een doorgangshuiskarakter krijgen', aldus Entzinger. 'Met alle risico's vandien: verwaarlozing van woningen, gebrek aan sociale samenhang, kansarmoede, risico's voor de volksgezondheid en criminaliteit.'[1] 
    • De PvdA heeft oog voor problemen als kansarmoede, schooluitval, segregatie en probleemjongeren, maar ook voor succesvol ondernemerschap, de meerwaarde van diversiteit en de doorbraak van nieuwe Nederlanders in het hoger onderwijs en in de politiek.[2] 
    • In politiek en samenleving wordt immigratie nog altijd geassocieerd met kansarmoede, integratieproblemen en gebruik van collectieve voorzieningen.[3] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen