kalken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kal·ken
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

kalken [1]

  1. van kalk gemaakt of ermee bedekt
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kalken
kalkte
gekalkt
zwak -t volledig

Werkwoord

kalken [2] [3]

  1. overgankelijk (met kalk) (tekst) aanbrengen
  2. (geschiedenis) overtrekken op calqueerpapier
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen