juffershond
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: juffershond (hulp, bestand)
- IPA: / ˈjʏfərsˌhɔnt / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- juf·fers·hond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | juffershond | juffershonden |
verkleinwoord | juffershondje | juffershondjes |
Zelfstandig naamwoord
de juffershond m
- kleine hond (Canis lupus familiaris ) om te vertroetelen, vooral geliefd bij vrouwen
- De jury had het gedaan. De jury van de Librisprijs, die honderdduizend gulden mocht toekennen aan de schrijver van wat zij het beste boek van het literaire seizoen 2000-2001 vond, was een stinkend nest corrupte pekinezen. Juffershonden uit dezelfde chique Amsterdamse buurt, waar ze achterbaks keffend hun eigen maatjes de beste biefstukjes toespelen.[2]
- Het was een bonte stoet die voorafgaand aan het wereld- kampioenschap veldrijden op het parkoers zijn zondagswandeling maakte. Een dame in bontjas die haar juffershond uitliet. Een blaaskapel die moeite had de maat te houden. Knoestige mannen met in hun knuisten pintjes bier.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden
- beven als een juffershondje
heel bang zijn
- trillen als een juffershondje
heel erg trillen
Gangbaarheid
- Het woord juffershond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joyce Roodnat 18 mei 2001
- ↑ NRC Dick Wittenberg 31 januari 1994
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Invoegsel -s- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal