jobdienst
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- job·dienst
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van job en dienst
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jobdienst | jobdiensten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de jobdienst m
- (bedrijf) bemiddelingsdienst voor klusjes en baantjes meestal voor studenten
- (maatschappij) organisatie die langdurig werklozen aan laag betaalde arbeid helpt
- Maar voor zover er arbeid is die in elk geval voor een deel kan worden betaald, moet het geld daarvoor volgens Bosselaar niet in de collectieve lasten worden gezocht, 'maar bij de mensen zelf'. Bij zijn onderzoek stuitte Bosselaar op de Plaatselijke Werkgelegenheids Agentschappen (PWA) in België, ook wel 'jobdiensten' genoemd. Werklozen verrichten via het PWA klusjes bij mensen thuis of bij verenigingen. De werkzaamheden moeten vallen in een van de volgende categorieën: thuishulp met huishoudelijk karakter; hulp voor de bewaking of de begeleiding van kinderen en zieken; hulp voor het verrichten van administratieve formaliteiten; hulp voor het kleine tuinonderhoud 'verricht met het materieel van de gebruiker'. Degene die van de jobdiensten gebruik maakt, betaalt de langdurige werkloze 8 gulden per uur. Menigeen zal dit systeem als Nederlands herkennen. Alleen gaat het dan om een illegale praktijk die zwart wordt betaald.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord jobdienst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ NRC John Kroon 11 november 1994