jeugdelftal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

jeugdelftal
Uitspraak
Woordafbreking
  • jeugd·elf·tal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jeugdelftal jeugdelftallen
verkleinwoord jeugdelftalletje jeugdelftalletjes

Zelfstandig naamwoord

het jeugdelftalo

  1. (voetbal) (sport) voetbalteam met jeugdige spelers
     In Jørpeland had de storm geen spaan heel gelaten van de kermis en tijdens het districtskampioenschap in Åkra probeerde de keeper van het jeugdelftal van Brodde wanhopig de bal uit te trappen, maar de bal kwam door de windvlagen steeds weer terug en belandde telkens weer in zijn doel, en dat was nog maar het begin.[1]
     Een jeugdelftal van de Bredase voetbalvereniging JEKA zat vanochtend ineens zonder tegenstander. Unitas uit Gorinchem wil niet spelen vanwege het coronavirus. Voorbarig, vinden ze in Breda.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium op Wikipedia, ISBN 9789057598500
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 februari 2022 Weblink bron “'De jongens vonden het allemaal een beetje overtrokken'” (07-03-2020), NOS