invertir
Spaans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
invertir |
invertía |
invertido |
volledig |
Werkwoord
invertir
Woordafbreking
- in·ver·tir
- overgankelijk
- omkeren, omdraaien, inverteren, op zijn kop zetten
- beleggen, investeren