introspectie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·tro·spec·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘innerlijke zelfwaarneming’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
- afgeleid van het Franse introspection of daarvoor van het Latijnse 'specere' kijken met het voorvoegsel intro-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | introspectie | introspecties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de introspectie v
- (psychologie) activiteit waarbij de eigen gedachten, gevoelens en herinneringen tot onderwerp van overdenking gemaakt worden, innerlijke zelfwaarneming
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord introspectie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "introspectie" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "introspectie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be