installeert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: installeert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·stal·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
installeren |
installeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van installeren
- Jij installeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van installeren
- Hij installeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van installeren
- Installeert!