ingeworteld

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ge·wor·teld
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ingeworteld ingewortelder ingeworteldst
verbogen ingewortelde ingeworteldere ingeworteldste
partitief ingewortelds ingewortelders -

Bijvoeglijk naamwoord

ingeworteld

  1. diep en vast in iemand verankerd
     Fout, tante Johannes huis kon nooit beschouwd worden als vijandelijk gebied, dat was alleen een ingeworteld idioot idee van zijn moeder en nietsnut van een halfbroer Acke.[2]
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van: inwortelen…
verbogen vorm: ingewortelde

ingeworteld

  1. voltooid deelwoord van inwortelen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535