informeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·for·meert

Werkwoord

vervoeging van
informeren

informeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van informeren
    • Jij informeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van informeren
    • Hij informeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van informeren
    • Informeert!