individueel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·di·vi·du·eel
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen individueel individueler individueelst
verbogen individuele individuelere individueelste
partitief individueels individuelers -

Bijvoeglijk naamwoord

individueel

  1. afzonderlijk, op zichzelf
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • op individueel regime zetten
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be