inaugureert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·au·gu·reert

Werkwoord

vervoeging van
inaugureren

inaugureert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inaugureren
    • Jij inaugureert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inaugureren
    • Hij inaugureert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inaugureren
    • Inaugureert!