ijsverkoper

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

ijsverkoper
Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·ver·ko·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijsverkoper ijsverkopers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ijsverkoperm

  1. (beroep) iemand die consumptie-ijs verkoopt
     Dat weten zij zeker» dacht zij, toen zij twee jongens zag die een ijsverkoper staande hielden; de man nam de kom van zijn hoofd en veegde zijn bezweet voorhoofd met een punt van de handdoek af.[1]
     Syrische Omar overleeft gevangenishel en wordt ijsverkoper in Zweden[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Anna Karenina” op Wikipedia (1877), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028276062
  2. Bronlink geraadpleegd op 24 maart 2022 Weblink bron “Syrische Omar overleeft gevangenishel en wordt ijsverkoper in Zweden” (20-06-2017), NOS