huurt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huurt

Werkwoord

vervoeging van
huren

huurt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van huren
    • Jij huurt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van huren
    • Hij huurt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van huren
    • Huurt!