hotelbar

Nederlands

hotelbar

Uitspraak

• Geluid:  hotelbar    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ho·tel·bar

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  hotel zn  en  bar zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	hotelbar	hotelbars
verkleinwoord	hotelbarretje	hotelbarretjes

Zelfstandig naamwoord

de hotelbar v / m

1. drinkgelegenheid in een hotel

   ▸ Van Praag werd een half jaar geleden nog gezien als favoriet voor de opvolging van Platini. “Als we nu, op dit moment, een voorzitter moeten kiezen, dan wordt het zeker Michael”, zei een voetbalbestuurder in een Zwitserse hotelbar op 26 februari.

   ▸ Nadat ze de hotelbar hadden verlaten, kwam een man met een vuurwapen van achteren op hen aflopen. Hij richtte op Koks hoofd, maar het wapen haperde en de belager rende onverrichter zake weg. Kok had niets door. Hughes droeg een opvallende muts, mogelijk om te voorkomen dat de schutter zich zou vergissen in het doelwit.

Hyperoniemen

• drinkgelegenheid, drankgelegenheid

Gangbaarheid

• Het woord hotelbar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.