bar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

bar [1]
bar [4]
Uitspraak
Woordafbreking
  • bar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bar bars
verkleinwoord barretje barretjes

Zelfstandig naamwoord

bar v/m

  1. (horeca) kroeg, café
     Een paar dagen later kwam ik Goldie, Pogue en de rest weer tegen aan de bar in het bergdorpje Wrightwood.[9]
     Volle eettafels, barretjes waarop talloze glazen stonden, de lachende gezichten van Max en Dennis. . . Geschrokken knipperde ze met haar ogen.[10]
  2. (natuurkunde), (techniek) eenheid van druk (circa 1 atmosfeer), weergegeven met het symbool bar
    • Eén bar is gelijk aan 100 kilopascal (100kPa.) 
  3. (Jiddisch-Hebreeuws) zoon
  4. (van het Engels) streep, staaf (-> barcode, candybar)
    • De ballerina's oefenden aan de bar. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bar barder barst
verbogen barre bardere barste
partitief bars barders -

Bijvoeglijk naamwoord

bar

  1. verschrikkelijk, bijvoorbeeld bijzonder koud
    • De vluchtelingen leefden onder barre omstandigheden. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Bijwoord

bar

  1. erg, in hoge mate (vooral in combinatie met iets ongunstigs)
    • Het is bar slecht. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[11]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
bar bars

Zelfstandig naamwoord

bar

  1. staaf, stang, stok [1]
  2. tralie
  3. streep, strook
  4. ondiepte
  5. (horeca) bar [1]
  6. (natuurkunde) bar [2]
  7. (juridisch) advocatuur, balie [2]
  8. (politiek) ruimte voor niet-leden in het parlement
  9. (muziek) maatstreep
vervoeging
onbepaalde wijs to  bar 
he/she/it  bars 
verleden tijd  bared 
voltooid
deelwoord
 bared 
onvoltooid
deelwoord
 baring 
gebiedende wijs  bar 

Werkwoord

bar

  1. overgankelijk vergrendelen, afsluiten
  2. overgankelijk versperren
  3. overgankelijk verbieden
  4. (juridisch) een exceptie opwerpen
  5. (muziek) de maat aangeven met maatstrepen
  6. (informeel), overgankelijk haten, verafschuwen

Voorzetsel

bar

  1. behalve


Nedersaksisch

Bijwoord

bar

  1. erg, heel


Nynorsk

Woordafbreking
  • bar

Werkwoord

bar

  1. verleden tijd van bere


Pools

Periodiek systeem der elementen (pol)
H He
Li Be B C N O F Ne
Na Mg Al Si P S Cl Ar
K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe
Cs Ba * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
Fr Ra ** Rf Db Sg Bh Hs Mt Ds Rg Cn Fl Lv
* La Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu
** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr

Zelfstandig naamwoord

bar m

  1. (scheikunde), (element) Ba, barium.


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • bar
enkelvoud meervoud
bar bars

Zelfstandig naamwoord

bar m

  1. bar, kroeg


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • bar

Zelfstandig naamwoord

bar monbezield

  1. bar, kroeg, café
Verbuiging
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Anagrammen
Paroniemen


Veluws

Bijwoord

bar

  1. erg, heel


Zweeds

Woordafbreking
  • bar

Werkwoord

bar

  1. verleden tijd actief van bära.