hopend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ho·pend
Werkwoord
vervoeging van: | hopen |
verbogen vorm: | hopende |
hopend
stellend | |
---|---|
onverbogen | hopend |
verbogen | hopende |
partitief | hopends |
Bijvoeglijk naamwoord
hopend
- denkend dat iets wel goed zal komen zonder dat men dat zeker weet
- Een leerling had tijdens de les handboeien om gekregen van de juf als demonstratie. Later bleek het sleuteltje echter nergens te bekennen. Het bleken oude politiehandboeien te zijn. Met een hoofd als een boei belde de juf het alarmnummer, hopende op een sleutel. [1]
- De eerste nacht konden ze bij de marine logeren en de tweede dag zijn ze naar het Franse gedeelte gelopen, hopende dat ze daar verder geholpen zouden worden. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord hopend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Tubantia 2 maart 2017 Juf slaat leerling in de boeien maar raakt het sleuteltje kwijt
- ↑ Tubantia R. Baars 11 september 2017 Rotterdams echtpaar ten einde raad: geweigerd op terugvlucht Sint-Maarten
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Onvoltooid deelwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal