hoofdzitting
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hoofd·zit·ting
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hoofd zn en zitting zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoofdzitting | hoofdzittingen |
verkleinwoord | hoofdzittinkje | hoofdzittinkjes |
Zelfstandig naamwoord
de hoofdzitting v
- (juridisch) de belangrijkste bijeenkomst tijdens een rechtszaak
- ▸ Hij had zich vooral slecht voorbereid, dat was toen hij zijn concentratie was kwijtgeraakt door dat gedoe met de Fermenta-aandelen en zich alleen op geld en handel met voorkennis kon concentreren. Voor het gerechtshof moest hij zijn uiterste best doen en hij had nog maar vijf dagen tot de hoofdzitting.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'hoofdzitting' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149